Holman over geloof dat niets kost

De columns van mijn naamgenoot Theodor Holman in het Parool doen mij bij een eerste blik altijd snel besluiten: Wel lezen of overslaan. Soms zijn ze raak. Vaak zit er, zeker als het om religie gaat, een ondertoon van bitterheid in. Met niet fijnzinnig schoppen als gevolg. En hoewel het aan de kaak stellen van hypocrisie, zeker als het gaat om godsdienst, een goede zaak is, vraag ik mij vaak af: Wat zit er achter die boosheid? Is het het terechte verdriet om de dood van Theo van Gogh? Is het ergernis in het algemeen? Of iets anders?

De column van maandag 23 juli 2012 is een uitzondering op de regel. De titel (in de papieren versie) ‘Geloof’ doet het ergste vrezen, maar dit keer krijgt de lezer een andere Holman te zien:

Ongeloof is een luxe-artikel. Ik geloof niet in God, maar ik kan me dat permitteren.

Vorige week was ik in een dorp waar de armoede groot is. Had de bevolking te eten? Ja. Ze aten wat ze verbouwden, en ze slachtten hun vee. Maar toch waren ze ‘Europees’ arm. Ze hadden geen betaald werk en ze zorgden voor elkaar. En ze waren ‘verdomd katholiek’.

Ik moest denken aan Gerard Reve, die mij ooit vroeg: ‘Waarom word je niet katholiek? Weet je wel dat dat niets kost? Nou ja, wat je ervoor overhebt natuurlijk. Liever ietsje meer dan ietsje minder, maar helemaal niets is ook goed.’

Het katholicisme in het dorp was ijzersterk. Dat zag je aan kleine dingen: een leuk hip meisje dat in de kapel een kaars brandde en bijna wanhopig om iets bad, een jonge man die achter in de kerk voortdurend weesgegroetjes prevelde terwijl hij de rozenkrans door zijn vingers liet glijden, een pastoor die, als hij het verveloze restaurant binnenkwam, eerst het hele kroostrijke gezin moest zegenen.

En toen moest ik naar de kerk om een huwelijk bij te wonen.

Zou ik meebidden? En de belangrijkste vraag: zou ik ter communie gaan?

Nee natuurlijk.

Maar toen zat ik in dat koele kerkje, zag ik de bruidegom, die zijn pak had gekocht bij de supermarkt, zag ik de bruid, die trouwde in de jurk die haar moeder had gemaakt en die na deze dag zou worden gebruikt om de wieg te bekleden van het kind dat in aantocht was, en voelde ik alle ogen op mij gericht, want ik was toch maar mooi uit Nederland gekomen om de trouwerij mee te maken.

Een beetje laf keek ik tijdens de plechtigheid naar mijn schoenpunten en hield ik met duim en wijsvinger de wijsvinger van mijn andere hand vast. Dat leek misschien op bidden, maar was het niet.

Toen kwam die heilige communie.

Ik wist niet wat ik moest doen en keek wanhopig naar de priester. Die lachte naar me en schudde toen vriendelijk zijn hoofd, ten teken dat ik niet naar voren hoefde te komen.

Hierbij zweer ik: als ik ooit gelovig word, word ik katholiek!

Tenminste, als het tegen die tijd nog steeds niets kost.

Ja, je kunt ook deze conclusie cynisch interpreteren. Katholicisme als een geloof dat niks voorstelt. Ik ben eerder geneigd te concluderen dat Holman twee spijkers op hun kop slaat. Met zowel zijn openingszin als zijn slotopmerkingen. Ongeloof als luxe-artikel. En geloof dat niets kost. Tenminste, als het gaat om de ontvanger.

Theodor, van mij mag je vaker een huwelijksdienst in het buitenland bijwonen.

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *