Je moet je in deze tijd wel helemaal afsluiten van alles en iedereen én van alle nieuwsbronnen om even niet met ‘corona’ bezig te zijn. Elke dag de cijfers. Elke dag de deskundigen. En elke dag de enorme nadruk op gezondheid, met als tegenhanger de angst om ziek te worden. Interessant dat we constant spreken over ‘gezondheidszorg’ terwijl de plek waar veel covid-patiënten terecht komen nog steeds ‘ziekenhuis’ heet, en geen ‘gezondheidshuis’. Het ziekenhuis is de plek waar er voor zieken gezorgd wordt, in de hoop dat ze beter worden, of om ze zo goed mogelijk te begeleiden naar het einde van het leven. Hetzij in het ziekenhuis, hetzij thuis. Laat het helder zijn: Ik vind gezondheid, zowel fysiek als mentaal, net als de meesten van ons belangrijk, inclusief medicijngebruik en vaccins. Ik ben blij met al die mensen die zich dag in dag uit met de gezondheid van mensen bezig houden. En ik begrijp het diepe verdriet en levenslang gevoelde gemis, ook uit eigen ervaring, als geliefden ’te vroeg’ overlijden. Maar zoals je, zeker vandaag, de discussie kunt voeren over wat ’te vroeg’ is (50, 60, 70, 80 of voor sommigen zelfs 90 jaar), zegt de woordcombinatie ’te vroeg’ vooral iets over hoe we tegen dit leven tussen geboorte en dood aan zijn gaan kijken. Namelijk dat dit leven alles is wat een mens heeft. Dat die mens het daar mee moet doen. Met alle druk die er vervolgens op dat leven komt te staan, inclusief de spijt over alle gemiste kansen, keuzestress, dertigersdillema’s en midlife-crises. Plus een cultuur waarin het leven zo lang mogelijk wordt gerekt of waarin het steeds normaler wordt je levenseinde zoveel mogelijk in eigen hand te houden.
Aan het begin van de coronacrisis kwam ik al snel op verschillende plekken op internet een bijzonder citaat van C.S. Lewis tegen. Het komt uit een door hem in 1948 geschreven essay getiteld ‘On Living in an Atomic Age’ (in het Nederlands vertaald onder de titel ‘Leven in het nucleaire tijdperk’). Een essay met een verrassend actuele inhoud. Als het gaat over wat ons mensen allemaal kan overkomen in het leven. Vervang het woord ‘atoombom’ door ‘gevaarlijk virus’ of ontdek dat Lewis het zelf ook al over een ‘microbe’ heeft die je lichaam kan aantasten, dan kan Lewis het voor deze tijd geschreven hebben:
“In zeker opzicht denken we veel te veel aan de atoombom. ‘Hoe te leven in het nucleaire tijdperk?’ Ik kom in de verleiding om daarop te antwoorden: ‘Nou, zoals je in de zestiende eeuw zou hebben geleefd toen Londen bijna jaarlijks door de pest bezocht werd, of in de negende eeuw toen het iedere nacht kon gebeuren dat er een troep Noormannen aankwam en je strot afsneed, of eigenlijk zoals je nu al leeft in een tijdperk van kanker, een tijdperk van syfilis, van verlamming, van luchtaanvallen, van spoorwegrampen en verkeersongevallen.’ Met andere woorden, laten we om te beginnen het nieuwe van onze situatie niet overdrijven. Geloof me, meneer of mevrouw: u en al uw geliefde waren al ten dode opgeschreven vóór de uitvinding van de atoombom; en een hoog percentage van de mensen zou op een nare manier sterven. Weliswaar hadden wij één heel groot voordeel boven onze voorouders: anesthesie. Maar dat hebben wij nog steeds. Het is volstrekt belachelijk omdat de wetenschap één nieuwe kans op een pijnlijke en voortijdige dood heeft toegevoegd aan een wereld die allang krioelt van die kansen en waarin de dood zelf helemaal geen kans was, maar een zekerheid. Dit is het eerste punt dat aandacht verdient; en de eerste daad die er in dit verband te stellen valt is dat we ons beheersen. Worden we straks allemaal door een atoombom weggevaagd, laat die bom dan vallen terwijl we zinnige en menselijke dingen aan het doen zijn – bidden, werken, onderwijs geven, lezen, muziek beluisteren, de kinderen in bad doen, tennissen, met vrienden een biertje drinken en een pijltje gooien – en niet als bange schapen bijeengedromd aan de atoombom staan te denken. Die krijgt misschien ons lichaam wel stuk (een microbe kan dat ook) maar zij hoeft onze gedachten niet te beheersen. (…) Als de natuur alles is wat er bestaat – anders gezegd: als er geen God is en geen leven van een heel ander soort buiten de natuur – dan zal ieder verhaal dezelfde afloop hebben, namelijk een heelal waar alle leven is uitgebannen zonder mogelijkheid van terugkeer. Leven zal dan een toevallige flakkering zijn geweest, en er zal niemand zijn om het zich zelfs maar te herinneren. (…) We snappen (in ontwaakte toestand) meteen dat de vraag waar het om gaat niet is of een atoombom ‘de beschaving’ gaat wegvagen. De vraag is of ‘de natuur’ – datgene wat de wetenschappen bestuderen – het enige is wat er bestaat.”
Het nuchtere advies van Lewis om onder de dreiging van een atoombom (of in ons geval een virus) zinnige en menselijke dingen te doen, heeft niet zozeer te maken met zijn Britse karakter of met een ‘Pluk-de-dag-want-het-kan-je-laatste-zijn’-mentaliteit. Zijn nuchtere opgewekte advies komt voort uit zijn visie op het leven, die duidelijk wordt uit de vraag die hij aan het einde van het citaat stelt en in het essay verder uitwerkt. Namelijk of ‘de natuur’ en daarmee dit leven tussen geboorte en dood het enige is wat er bestaat. Lewis kennende zal hij die vraag ontkennend beantwoorden.
Ik zou willen dat de corona-crisis veel meer leidt tot het stellen van dit soort vragen en een gesprek over de gevolgen voor je leven, afhankelijk van het antwoord dat je geeft op de vraag die Lewis stelt. Want een ander perspectief op dít leven kan mijns inziens heel veel druk en angst wegnemen. Met alle gevolgen voor keuzes die in een samenleving worden gemaakt. Inclusief het gewoon blijven doen van zinnige en menselijke dingen. Dingen die overigens ook nu nog steeds kunnen worden gedaan, zij het met beperkingen, maar graag met iets meer ontspannenheid en krampachtigheid. En hopelijk over niet al te lange tijd ook weer gewoon met meer mensen, inclusief fysiek contact en dan even zonder beeldscherm als hulpmiddel.
(Het essay ‘Leven in het nucleaire tijdperk’ is opgenomen in de bundel Herbetovering, uitgegeven in 2019, ISBN 9789051945683. Deze uitgave is een vertaling van Present concerns: Ethical Essays (1986) )
P.s. Hier het citaat nog een keer, maar dan in het Engels, als je prijs stelt op de oorspronkelijke tekst: “In one way we think a great deal too much of the atomic bomb. “How are we to live in an atomic age?” I am tempted to reply: “Why, as you would have lived in the sixteenth century when the plague visited London almost every year, or as you would have lived in a Viking age when raiders from Scandinavia might land and cut your throat any night; or indeed, as you are already living in an age of cancer, an age of syphilis, an age of paralysis, an age of air raids, an age of railway accidents, an age of motor accidents.” In other words, do not let us begin by exaggerating the novelty of our situation. Believe me, dear sir or madam, you and all whom you love were already sentenced to death before the atomic bomb was invented: and quite a high percentage of us were going to die in unpleasant ways. We had, indeed, one very great advantage over our ancestors – anaesthetics; but we have that still. It is perfectly ridiculous to go about whimpering and drawing long faces because the scientists have added one more chance of painful and premature death to a world which already bristled with such chances and in which death itself was not a chance at all, but a certainty. This is the first point to be made: and the first action to be taken is to pull ourselves together. If we are all going to be destroyed by an atomic bomb, let that bomb when it comes find us doing sensible and human things – praying, working, teaching, reading, listening to music, bathing the children, playing tennis, chatting to our friends over a pint and a game of darts – not huddled together like frightened sheep and thinking about bombs. They may break our bodies (a microbe can do that) but they need not dominate our minds. (…) If Nature is all that exists – in other words, if there is no God and no life of some quite different sort somewhere outside – then all stories will end in the same way: in a universe from which all life is banished without possibility of return. It will have been an accidental flicker, and there will be no one even to remember it. (…) We see at once (when we have been waked) that the important question is not whether an atomic bomb is going to obliterate “civilization”. The important question is whether “Nature” – the thing studied by the sciences – is the only thing in existence.“